01 september 2006

Kwaidan

Deze week Kwaidan bekeken. Dit Japanse griezelvierluik uit 1964 is in de reeks Masters of Cinema van dvd-label Eureka! in de complete versie van 183 minuten verschenen. Met Kwaidan heeft regisseur Masaki Kobayashi vier Japanse spookverhalen verfilmd die Lafcadio Hearn, een Grieks-Amerikaanse schrijver, had opgetekend tijdens zijn verblijf in het land van de rijzende zon. De verfilming is een oogstrelend meesterwerk geworden waarin uit alles blijkt dat Kobayashi de kijker deelgenoot wil maken van diens liefde voor Japanse kunst.
De verhalen in Kwaidan - The Black Hair, The Woman of the Snow, Hoichi the Earless en In a Cup of Tea - zijn merendeels gesitueerd in enorme studiodecors (de film moest worden gedraaid in een vliegtuighangar), met surrealistische en met de hand geschilderde horizonten. Zo wordt een abstracte wereld geschapen, versterkt door de minimale muziek van Toru Takemitsu die dient ter vervanging van realistische geluiden. Een wereld die zich aan werkelijkheid lijkt te onttrekken, of beter: een in zichzelf opgesloten droomrealiteit.

Van het spookkwartet is het verhaal Hoichi the Earless toch wel mijn favoriet. De blinde monnik Hoichi wordt elke nacht bezocht door de geest van een samoerai die hem beveelt het epos Heiki Monogatari ten gehore te brengen in een paleis bij het klooster. Het paleis blijkt echter het graf te zijn van de gevallenen tijdens de zeeslag bij Dan-no-ura. Als het hoofd van het klooster erachter komt dat Hoichi in de ban van de spooksamoerai verkeert, wordt het lichaam van de monnik ter bescherming beschilderd met de hartsoetra om de vloek te verbreken. Als de geest hem de volgende nacht roept, zal de heilige tekst Hoichi onzichtbaar maken en hoeft hij alleen stil te blijven zitten om niet gevonden te worden. Maar de priesters zijn vergeten Hoichi's oren te beschilderen...

In Kwaidan ontrollen de verhalen zich verstild als zengedichten, waarin zowel de natuurlijke omgeving als de door gevoelens vertroebelde waarneming van die omgeving een grote rol lijkt te spelen. In The Black Hair, waarin een samoerai zijn geliefde verlaat om elders zijn zwaard in dienst te stellen en wordt gekweld door heimwee naar wat hij heeft achtergelaten, zit een mooi voorbeeld van dat samenvallen van natuur en gevoel als het klipklapklop van een galopperend paard in het hoofd van de samoerai ritmisch gezelschap krijgt van het piepende spinnewiel van zijn vroegere geliefde. In Woman of the Snow is de simpele overgang naar kilblauwe belichting genoeg om vanuit het hoofdpersonage een vrouw te zien veranderen in de sneeuwgeest die hij tien jaar eerder heeft ontmoet. Aan het begin van Hoichi zwijgt de oceaan als het graf dat door de monnik wordt bezongen, zodat we de golven zonder geluid tegen de rotsen zien beuken. Zo toont Kwaidan een wereld waarin de (boven)natuurlijke elementen mogelijk niet meer zijn dan rook en spiegels in het bewustzijn van de personages.
Kwaidan zou je filmhuishorror kunnen noemen, of spookfilmkunst. De verhalen zijn niet hartverlammend eng, maar de onwerkelijke sfeer en ook de onderhuidse spanning blijven genadeloos doorsijpelen in gedenkwaardige beelden. Mooi.

Geen opmerkingen: